Dit jaar word ik 30. Ik heb doorgaans geen moeite met verjaren en dat zal ook dit jaar niet anders zijn. Toch groeit het besef dat een jaar snel voorbij is en dat de tijd steeds meer vliegt. Toen ik daarnet een brochure van een woonzorgcentra aan het nalezen was, bekroop de angst mij toch wel even. “In het begin van de maand wordt het zakgeld uitbetaald. Bewoners die daar recht op hebben, kunnen terecht bij de boekhouding.” Zakgeld, bedacht ik mezelf, ga ik dan binnen 50 jaar terug als een puber achter zakgeld moeten vragen? En hopen dat ik daarmee alles kan kopen waar ik zin in heb. Ik die dan wellicht al jarenlang heb moeten werken, mijn centjes zelf verdiend heb, ga op zo’n moment aan iemand anders toegang tot mijn geld moeten vragen? Niet veel later bedacht ik me dat dit ook een veiligheidsmaatregel kan zijn voor mensen met dementie e.d. Toen mijn grootmoeder zaliger begon te dementeren, was zij de waarde van geld volledig kwijt. Ik kan het dus zeker wel begrijpen, maar eens te meer besef ik hoe moeilijk het moet zijn voor iemand om zich te laten opnemen in een rusthuis. Al je vrijheid is weg. Je moet je terug de regels volgen, in de lijn lopen: opstaan wanneer dat verwacht wordt, gaan eten op de juiste tijdstippen, eten wat de pot schaft, ook al heb je daar die dag misschien geen zin … En dat terwijl je je hele leven steeds meer vrijheid hebt opgebouwd. Dit gewoon bent. Voor mij zou het een lijdensweg zijn. Ook al weet ik mede dankzij de prachtige reportage van Jeroen Meus in Goed Volk dat er evenzeer mooie momenten zijn en dat het personeel van woonzorgcentra alle respect verdient, ik hoop echt dat ik mijn oude dag gewoon thuis kan doorbrengen.