De boeken van maart, april en mei

Ik las in heel deze periode maar twee boeken en begon aan een derde, maar dat is nog niet uit. Ik ben tijdens mijn behandeling heel moe geweest en dan is lezen vaak te lastig. Misschien ligt dat aan mij, maar ik vind lezen vermoeiender dan tv-kijken. M’n hersenen moeten dan meer verwerken en da’s net het leuke eraan, maar niet als je je constant moe voelt. Dat gevoel is trouwens nog niet gedaan. Ik krijg nog geregeld een klop van de hamer. Vandaag was ook zo’n dag. Wat maakt dat het laatste boek waar ik in mei aan begonnen ben (Paper Towns), nog niet ver gevorderd is, maar alles op zijn tijd. Dat ik ondanks een slechte dag toch nog een half uurtje kon lopen op de loopband, was al een kleine overwinning.

In maart begon ik aan Het geheim van de kaarten van Jostein Gaarder. Ik heb dat boek ooit al gelezen in het middelbaar en vond het toen prachtig. Net zoals Door een spiegel in raadselen. Ooit begon ik ook in De wereld van Sofie en die staat nog altijd in mijn boekenkast, omdat ik de cover en backcover heel mooi vind, maar de inhoud bevatte te veel filosofisch gezwets (vooral de hoofdstukken over de filosofen) en daarom heb ik het nooit uitgelezen. Gaarder staat er voor bekend om zijn boeken een filosofische ondertoon te geven, maar bij Het geheim van de kaarten stoorde mij dat destijds veel minder. Was het omdat ik het boek las toen ik op 22 maart een hele dag in het ziekenhuis doorbracht en na een lange dag, die sowieso al heel emotioneel was door die aanslagen, nog meer dan een uur moest wachten op de oncoloog? Of dat ik het verder las toen ik een week later in het ziekenhuis door een hele mallemolen van onderzoeken moest? Maar dit keer ergerde ik mij er wel aan. Toch blijft het een heel mooi sprookje en was ik blij dat ik het nog eens gelezen had.

Ook bij Het smelt van Lize Spit had ik een dubbel gevoel. Dit boek begon ik te lezen op de chemozaal, maar daar lag het het hier zeker niet aan. Het leidde me namelijk nog een beetje af terwijl ik daar vooral uren moest wachten op de resultaten van mijn bloed voor ze het eerste spuitje van elke reeks konden klaarmaken. Het wordt beschreven als een heel gruwelijk boek, maar ik vind eigenlijk maar één scène in het boek echt gruwelijk. Die is dan meteen ook zo erg dat ik twijfel of ik de verfilming wel wil zien. De rest vind ik vooral pervers. Sommige mensen vinden dat het vergezocht, maar ik vond het met momenten heel herkenbaar. Lize Spit legt er de vinger op over waarom ik als tiener niet kon aarden in een dorp. En nu dus ook heel bewust in een (weliswaar kleine) stad woon. De verveling en het gevoel van te willen ontsnappen, in combinatie met alcoholisme (al had bij mij gelukkig maar één ouder dat probleem), waren zelfs pijnlijk herkenbaar. Dat tieners dat soort spelletjes niet zouden spelen, klopt ook niet. Ik heb welgeteld één jaar in de Chiro gezeten, maar ik heb daar ook ooit in mijn hemdje gestaan terwijl ik een raadsel moest oplossen. Gelukkig was dat een gemakkelijk oplosbaar raadsel en waren er ook geen tegenprestaties als je het niet kon oplossen. Het bleef dus nog relatief braaf, maar ik kan me perfect voorstellen dat het soms veel verder kan gaan en dat die meisjes die het raadsel proberen op te lossen zich laten meesleuren. Ook mensen die liever hun eigen naam beschermen dan hulp te bieden, zijn mij niet vreemd. Waar ik mij wel aan ergerde is dat het voorgesteld wordt alsof Eva (het hoofdpersonage) geen keuze heeft. Die heb je altijd en ik ergerde mij dan ook geregeld aan haar keuzes en aan die van andere personages. Ik begrijp de hype en voor een debuut is het enorm goed geschreven. Ik denk niet dat ik het zou kunnen. Ik zou het boek ook aanraden, al was het maar omdat het nog dagen door m’n hoofd bleef spoken. En toch was ik lichtjes teleurgesteld. Klinkt heel onlogisch, ik weet het :-).